dinsdag 22 november 2011

Enkele tips voor het fotograferen van motorsporten.

Het fotograferen van motorsporten is een vak apart en daarom niet zo gemakkellijk als we wel denken. Indien u dit nog nooit heeft beoefend, hier toch enkele tips die u kunnen helpen om degelijke beelden te maken.

Autofocus:
AF op servo of continue: de AF moet het bewegende object in de focus bijven houden. Denk eraan dat je misschien best alleen het middelste focuspunt gebruikt. Druk de knop minsten een seconde voor de opnames al in om de 'lock' te verkrijgen.


Transportmodus:
Het transport moet ook aangepast worden: van 1 beeld naar meerdere beelden per druk op de ontspanknop. Maak voldoende beelden.




Belichtingsmodus:
Kies voor sluitertijdvoorkeuze en kies een sluitertijd die kort genoeg is om de actie stil te zetten. Anders dan bij autosport kan je hier wel bij motorcross de motoren volledig bevriezen. Pas indien nodig dan ook de ISO-waarde aan.


Voor het "pannen" (meetrekken) kan je best voor motocross een sluitertijd instellen tussen de 1/40 - 1/80 zeker niet sneller want dan krijg je geen meegetrokken achtergrond (onscherpe) en bevries je het beeld bijna.
Let eventueel ook op het gebruikte diafragma. Een wazige achtergrond kan soms erg goede resultaten geven met een bevroren actie. Het één (grote lensopening) komt met het andere (korte belichtingstijd) uiteraard.


Objectieven:
Gebruik een tele-objectief om piloten of wagens te isoleren van het parcour.
Gebruik een groothoek-objectief om meer drama te geven aan de actie.


Parcours:
Op de langere stukken waar de motoren/wagens meer snelheid hebben kan je best 'meetrekken' met de beweging. Pas eventueel wel je belichtingstijd opnieuw aan (iets trager) om de achtergrond als bewogen op de foto te krijgen.
Wanneer je de rijders in de bocht fotografeert, hebben ze een iets lagere snelheid maar zijn ze vaak beter te fotograferen.


Flits:
Op korte afstand kan je zeker ook de flits gebruiken. Je kan inflitsen om de schaduwen op te helderen. je kan ook echter werken met de HighSpeed Sync. om het omgevingslicht weg te drukken en speciale effecten te bekomen. Deze functie zet je ook op de flits, daarna werk je met sluitertijdvoorkeuze.




Lichtmeting:
Matrixmeting is prima. Je kan ook werken met spot- of centrummeting. Gebruik eventueel wel de belichtingscompensatie om sterke over- en onderbelichtingen te vermijden.


Hopende u wat verder te kunnen helpen met deze tips, nog veel succes in deze tak van de fotografie.

Tot de volgende,   

Geen opmerkingen: